Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En gij, o mensenkind! de kinderen uws volks spreken steeds van u bij de [53]wanden en in de deuren der huizen; en de een spreekt met den ander, een iegelijk met zijn broeder, zeggende: Komt toch en hoort, wat het woord zij, dat van den HEERE voortkomt. 53. Gelijk naburen, aan de wanden der huizen en in de deuren, met elkander een praatje plegen te houden.